Minerva 36 TD
(1936)
EN
At the start of the 20th century, Belgium had a thriving automobile industry. Dozens of different makes competed for customers. But the undisputed (if uncrowned) queen of them all was Minerva. In 1904, under the impulse of Dutchman Sylvain de Jong, the Antwerp bike specialist made the switch to motorcars. In just six years, their factory became the largest in the land. Even the First World War did little to halt Minerva’s spectacular progress. Their fast cabriolet proved ideal, when mounted with a machine gun, for launching surprise attacks against the Germans! After the war, the success story continued. During the decadent 1920s, royalty, film stars and even Henry Ford himself revelled in the luxury of the Belgian Rolls-Royce. Beneath the gleaming varnish and the silver ornaments there was a sleeve valve engine (Knight license), super-powerful and ultra-quiet. From 1922 onwards, the nose of the bonnet was graced by a statuette of Minerva, the Roman goddess of wisdom. It was, of course, too good to last. In 1928, Sylvain de Jong died. In 1929, the Wall Street Crash heralded the worst economic depression of modern times. As a luxury brand, Minerva was badly hit. Even so, the company continued to focus on the elite segment, with a series of 8-cylinder limousines, available as 4-litre and 6-litre models. In contrast, the final Minerva was the M4, a modest 2-litre model that sold badly. A take-over by a group of Walloon businessmen failed to halt the slide. Imminent bankruptcy was only avoided by the outbreak of the Second World War. The occupying Germans used the Minerva factory in Mortsel to build aircraft parts. As a result, it was bombed by the Allies in 1943, killing 936 workers and their families in the surrounding area.
Long after the war and the demise of the company, its limousines remained much prized by collectors. In 1960, Ghislain Mahy was offered an M6 with Vanden Plas coachwork from 1936. Resplendent in colonial blue with a sticker of the Ecurie Charbon Acier stables on the windshield, it still exudes elegance and class. At the time, Mahy thought the asking price was too high. He only bought it ten years later. It is one of roughly 150 surviving examples.
Make Minerva
Model/type 36 TD M6
Coachwork Vanden Plas
Construction year 1936
Colour coachwork Blue
Engine 6-cylinder sleeve valve
Displacement 3000 cc
Gearbox Manual
FR
Au début du xxe siècle, la Belgique a elle-même une industrie automobile florissante. De nombreuses marques se disputent la faveur d’acheteurs potentiels. La reine incontestable bien que sans couronne est la Minerva. C’est un marchand de vélos anversois qui se met en 1904 à construire des autos sous l’impulsion du Néerlandais Sylvain de Jong. Six ans plus tard, son usine est la plus grande du pays et même la guerre ne peut empêcher Minerva d’envisager un avenir radieux. Le rapide cabriolet semble même parfait pour lancer des attaques surprises à la mitraillette sur des officiers allemands. Dans la période décadente des années 1920, la marque entre dans la danse d’un luxe sans bornes. Têtes couronnées, vedettes de cinéma et même Henry Ford se font conduire dans la Rolls Royce belge. Sous la peinture laquée et les ornements argentés se cache un moteur sans soupapes américain de Knight, un moteur puissant, mais très silencieux. À partir de 1922, une représentation de Minerve, la déesse romaine de la sagesse et de l’art, orne le nez des prestigieuses limousines. Mais la gloire est de courte durée. En 1928, Sylvain de Jong meurt et, l’année suivante, c’est le krach de la Bourse de Wall Street. Le malaise économique entraîne aussi Minerva. Pour éviter le naufrage, l’entreprise fusionne en 1934 avec Imperia, l’autre grand constructeur automobile belge. La Minerva continue à s’adresser à l’élite avec une royale 8 cylindres, disponible en 4 et 6 l. La toute dernière Minerva sera la M 4, une modeste 2 l qui n’a pas de succès. Un groupe d’hommes d’affaires de Verviers en Wallonie reprend alors la marque, mais en vain. Peu de temps après, la Seconde Guerre mondiale éclate et l’occupant allemand construit dorénavant des pièces d’avion dans l’usine Minerva à Mortsel près d’Anvers, qui devient du coup un objectif stratégique. En 1943, un bombardement allié tourne à la catastrophe : les bombardiers lâchent leur chargement meurtrier sur les quartiers d’habitation environnants, faisant 936 morts.
Longtemps après la guerre, les limousines sont très demandées par les collectionneurs. Ghislain Mahy se voit proposer en 1960 une M 6 de 1936, une des dernières à avoir quitté l’usine, avec une carrosserie de Vanden Plas. Elle diffuse tout son éclat en bleu colonial, avec sur le pare-brise un autocollant de l’écurie de course « Écurie Charbon Acier » du pays de l’acier et du charbon. Mais Mahy trouve alors le prix trop élevé et il ne l’achète que dix ans plus tard. C’est un des quelque 150 exemplaires conservés.
Auto Minerva
Modèle/type 36 TD M6
Carrosserie Vanden Plas
Année de construction 1936
Couleur Bleue
Moteur 6 cylindres sans soupapes
Cylindrée 3000 cm³
Boîte de vitesses Manuelle
NL
Aan het begin van de 20ste eeuw kende België een bloeiende automobielindustrie. Talloze merken verdrongen elkaar om de gunst van de koper. De ongekroonde maar onbetwiste koningin was Minerva. Een Antwerpse fietsenmaker ging vanaf 1904 auto’s bouwen, onder impuls van de Nederlander Sylvain de Jong. Zes jaar later was de fabriek de grootste van het land. Ook de oorlog kon niet verhinderen dat Minerva een gouden toekomst wachtte. De snelle cabriolet bleek zelfs geknipt om met mitrailleurvuur een verrassingsaanval uit te voeren op Duitse officieren. In de decadente jaren 1920 stond er geen maat op de luxe bij Minerva. Koningen, filmsterren en Henry Ford lieten zich rondrijden in een Minerva. Onder de lak en de zilveren ornamenten school in de Belgische Rolls-Royce een Amerikaanse schuivenmotor van Knight, krachtig maar vooral fluisterstil. Vanaf 1922 kregen de limousines de beeltenis van Minerva, de Romeinse godin van de wijsheid en kunst, op de neus. Maar de glorie duurde kort. In 1928 overleed De Jong en het volgende jaar crashte de beurs van Wall Street. De economische malaise sleurde Minerva mee. Om de ondergang te ontglippen, ging het in 1934 een fusie aan met Imperia, die andere grote Belgische autobouwer. Minerva bleef op de elite mikken met vorstelijke achtcilinders, verkrijgbaar als vier- en zesliter. De allerlaatste Minerva was de M4, een bescheiden tweeliter die slecht verkocht. Een groep zakenlui uit het Waalse Verviers nam het merk over. Tevergeefs. Luttele tijd later brak de Tweede Wereldoorlog uit en de Duitse bezetter bouwde voortaan vliegtuigonderdelen in de Minervafabriek van Mortsel bij Antwerpen. Die werd daardoor een strategisch doelwit. Een bombardement in 1943 liep vreselijk fout: de geallieerde bommenwerpers losten hun lading op de omliggende woonwijk en er vielen 936 doden.
Lang na de oorlog raakten de limousines gegeerd bij verzamelaars. Ghislain Mahy kreeg in 1960 een M6 uit 1936 aangeboden, een van de laatste die de fabriek hadden verlaten, met een koetswerk van Vanden Plas. Hij straalde pracht en praal uit in koloniaal blauw, met de sticker van renstal Ecurie Charbon Acier uit het zwarte land van kolen en staal op de voorruit. Maar Mahy vond de vraagprijs toen te hoog en kocht de Minerva pas tien jaar later. Het is een van de ongeveer 150 exemplaren die bewaard zijn gebleven.
Auto Minerva
Model/type 36 TD M6
Koetswerk Vanden plas
Bouwjaar 1936
Kleur koetswerk Blauw
Motor 6 cil schuivenmotor
Cilinderinhoud 3000 cc
Versnellingsbak Manueel