Collectie Mahy: de 'Reserve'

Een uitgestrekte rij fabriekshallen in de glooiende heuvels van het Belgische Henegouwen. Hier wordt niets meer gemaakt, behalve geschiedenis. Hier hangt de geur van roest en motorolie. In het stof staan honderden auto’s, bumper aan bumper. Sommige parmantig op stuttende paaltjes, de meeste scheefgezakt op leeggelopen rubber. Legendarische bolides, doordeweekse familieauto’s, zwierige sleeën en vergeten vierwielers, elk met een eigen verhaal.

Een tentoonstelling van unieke wagens, prachtige foto’s en een luxueus boek belichten deze stille stoet van unieke old- en youngtimers. In tegenlicht én in de schijnwerpers. Samen met de verhalen die in hun achteruitkijkspiegels geschreven staan. Verhalen van glorie en verlies, van hachelijke ritten over beroerde wegen en een nooit eindigende zoektocht naar schoonheid op vier wielen.

Een paar verhalen… om ‘live’ te ontdekken tijdens de expo.

ASTON MARTIN DB2 (1953)

Ooit was hij de blinkende bolide van een jonge koning, nu staat de Aston Martin DB2 er mistroostig bij: in vaal, bezonken rood, zonder koplampen, zonder trotse grille en gewurgd door een ordinair sleeptouw. Ivan Mahy kocht de geaccidenteerde Brit vijftig jaar geleden. Een garagist uit het Waalse Gembloux hield grote opruiming en voor 13.000 frank mocht de Aston Martin weg. Maar er spoorde iets niet met het chassisnummer en onder de gestileerde kap huisden een motor en versnellingsbak van Triumph. Het inschrijvingsbewijs van de cabrio leidde Mahy naar het Koninklijk Paleis in Brussel. Navraag bij de Aston Martin Club bracht de bevestiging. Boudewijn, toen net twee jaar koning en verzot op snelle wagens, had de sportwagen gekocht op het Autosalon op de Brusselse Heizel van 1953. Maar de vorst heeft nauwelijks met de auto gereden. Anoniem in een cabrio over Belgische wegen razen was niet vanzelfsprekend voor een koning. De Aston Martin werd verpatst en de nieuwe eigenaar ramde hem naar de verdoemenis. Zo belandde de koninklijke sportwagen op een modderig terrein in Gembloux. In 1955 kocht koning Boudewijn een nieuwe Aston Martin. Deze keer een DB2/4 met dak. Die werd, volledig gerestaureerd, in 2020 geveild voor 271.000 euro.

DELAHAYE 135MS GHIA-AIGLE (1948)

Op het Salon van Genève in 1948 stond een adembenemende Delahaye 135MS, een cabriolet met een carrosserie die ontworpen was bij Ghia in Turijn en gebouwd door Ghia-Aigle in Valais. Een jaar later maakte dat Zwitserse bijhuis een coupéversie naar dezelfde tekening van meesterontwerper Mario Boano. De Delahaye coupé van Boano ging de annalen in als een van de mooiste pronkstukken uit de autogeschiedenis. De sjah van Iran bestelde een tweede exemplaar van de coupé, dat Ghia in Turijn bouwde. De koningsblauwe Delahaye cabrio die op het Salon van Genève stond, was zo mogelijk nog gracieuzer en letterlijk uniek. De cabriolet had dezelfde weggestoken wielen. Lastig bij een lekke band zou je denken, maar de bolle wielkasten gingen omhoog door eenvoudig op een hendel te drukken. De prachtige cabriolet verdween spoorloos. Voor autoliefhebbers is deze Ghia een legendarische schim. Een summum van elegantie en vernuft, waarschijnlijk herleid tot waardeloos schroot. Nochtans staat de Delahaye 135MS Ghia-Aigle cabriolet heel gewoon in Leuze-en-Hainaut. Maar haast niemand weet het. In de jaren 1970 ruilde Ghislain Mahy de Delahaye voor een Facel Vega met Jan Bruijn, de latere oprichter van het automuseum in het Nederlandse Deventer. Het diepe koningsblauw is verborgen onder een laag staalblauwe verf en patine, de chromen voorbumper dof en half afgerukt, maar zelfs dat kan de elegantie van de Delahaye niet verdoezelen. Voor hij naar Leuze verhuisde, rustte de cabrio in een fabriekshal in het Gentse Koningsdal. Een bende belhamels brak in, liep over de auto’s en sloeg koplampen en spiegels aan diggelen… ook van de bevalligste auto die eigenlijk niet meer bestaat.

© IJV-IFAS – Autoworld – Alle rechten voorbehouden  |  Algemene voorwaarden  |  Privacy